-
1 een afwachtende houding aannemen
een afwachtende houding aannemen————————een afwachtende houding aannemenDeens-Russisch woordenboek > een afwachtende houding aannemen
-
2 een afwachtende houding aannemen
een afwachtende houding aannemenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een afwachtende houding aannemen
-
3 een afwachtende houding aannemen
eine abwartende Haltung einnehmenNiederländisch-Deutsch Wörterbuch > een afwachtende houding aannemen
-
4 houding
♦voorbeelden:in een ongemakkelijke houding • in an uncomfortable positionin zittende houding • in a sitting position〈 leger〉 in de houding! • (stand to) attention!〈 leger〉 in de houding staan/springen/gaan staan • stand/jump/come to attentionin een andere houding gaan liggen/zitten • assume a different positionde houding aannemen van/alsof … • adopt the air of …zich een houding geven • conceal one's uneasinesszich geen houding weten te geven • feel awkwardzijn houding bepalen tot • decide on one's attitude tozijn houding herzien • revise one's attitudeuit zijn houding maak ik op dat … • from his manner I understand that … -
5 houding
♦voorbeelden:zich een houding geven • se donner une contenancezich geen houding weten te geven • ne pas savoir quelle contenance prendremet zijn houding verlegen zijn • être gauche -
6 expectative
expectative [ekspektaatiev]〈v.〉♦voorbeelden: -
7 défensif
défensif [deefãsief]2 afwerend♦voorbeelden:une défensive • verdedigende houdingune défensive • afwerende houding= défensive; adj -
8 afwachten
1 attendre♦voorbeelden:een afwachtende houding aannemen • voir venir (les événements)afwachtende politiek • politique attentisteeen nadere verklaring afwachten • attendre une explication plus précisewe moeten maar afwachten • il faut voir venir -
9 einnehmen
einnehmen♦voorbeelden:eine abwartende Haltung einnehmen • een afwachtende houding aannemensich einnehmen lassen von • onder de invloed raken vanjemanden für etwas einnehmen • iemand voor iets winnengegen jemanden eingenommen sein • een vooroordeel tegen iemand hebben -
10 game
adj. moedig; klaar; mank lopen; invalide--------n. spel; pret; wild; wedstrijd--------v. spelen, dobbelengame1[ geem]♦voorbeelden:1 game of chance • kans/hazardspelplay a good/poor game • goed/slecht spelenhave the game in one's hands • de wedstrijd controlerenplay a losing game • de (wed)strijd verliezenplay the game • eerlijk (spel) spelen, zich aan de regels houdenplay a waiting game • een afwachtende houding aannemenplay a winning game • de (wed)strijd winnen, de bovenhand krijgenit's all in the game • het hoort er (allemaal) bijbe off one's game • uit vorm/niet op dreef zijngame and (set) • game en setgive the game away • het plan(netje) verklappentwo can play (at) that game • dat spelletje kan ik ook spelennone of your (little) games! • geen kunstjes!the game is up • het spel is uit, nu hangen wij/julliebe up to some game • iets in zijn schild voerenit's your game • jij wintwhat a game! • wat een komedie!1 grap(je) ⇒ geintje, pret(je)2 bedrijf ⇒ gebeuren, -wezen♦voorbeelden:make game of • spotten metthe game was to tell how many • het was de kunst/het ging erom te zeggen hoeveel♦voorbeelden:¶ 1 points is game • wie 21 punten heeft, wint→ fair fair/IV 〈 meervoud〉————————game21 dapper ⇒ kranig, f♦voorbeelden:I am game • ik doe meebe game for something • tot iets bereid zijn, ergens zin in hebben————————game3————————game4〈 werkwoord〉1 gokken ⇒ spelen, dobbelen -
11 mark time
de pas markeren———————— -
12 play a waiting game
———————— -
13 time
n. "Time", belangrijk Amerikaans actualiteitenweekblad betreffende politiek, cultuur en sporttime1[ tajm]4 gelegenheid ⇒ moment, ogenblik♦voorbeelden:kill time • de tijd dodenlose no time • geen tijd verliezen, direct doenmake time for something • ergens tijd voor vrijmakentake one's time • zich niet haastentime and (time) again • steeds weer/opnieuwin next to no time • in een mum van tijdI'm working against time • ik moet me (vreselijk) haasten, het is een race tegen de klokfor a time • een tijdjein (less than) no time (at all) • in minder dan geen tijdall the time • de hele tijd, voortdurend; altijddo you have the time? • weet u hoe laat het is?he arrived ahead of time • hij kwam (te) vroegat the time • toen, indertijdshe is often behind time with her payments • ze is vaak te laat/achter met haar betalingenby the time the police arrived, … • tegen de tijd dat/toen de politie arriveerde, …what time is it?, what's the time? • hoe laat is het?time was when Britain ruled the world • eens heerste Engeland over de wereldbe ahead of one's time • zijn tijd vooruit zijnat one time • vroeger, eensbe behind the times • achterlopen, niet meer van deze tijd zijnonce upon a time • er was eens4 have time on one's hands • genoeg/te veel vrije tijd hebbenthere's a time and place for everything • alles op zijn tijdbide one's time • afwachten〈 informeel〉 any time • altijd, om 't even wanneerevery time • elke keer, altijd; steeds/telkens (weer)many times, many a time • vaak, dikwijls5 nine times out of ten • bijna altijd, negen op de tien keertake time by the forelock • de gelegenheid/kans aangrijpenget time and a half for working on Saturdays • anderhalf keer betaald krijgen voor werken op zaterdagI had the time of my life • ik heb ontzettend genotensince time out of mind • sinds onheuglijke tijdenyour time is drawing near • jouw tijd is bijna gekomenhave a time (of it) • het lastig/moeilijk hebbenI have no time for him • ik mag hem niet, ik heb een hekel aan hemlast one's time • zijn tijd wel durenplay for time • tijd rekkenserve one's time • een gevangenisstraf uitzittentime will tell • de tijd zal het uitwijzentime's up! • het is de hoogste tijd!(and) about time too! • (en) het werd ook tijdtime after time • keer op keerat all times • altijd, te allen tijdeone at a time • één tegelijkat the same time • tegelijkertijd; toch, desalnietteminat this time of day • in dit late stadiumat times • somsbetween times • nu en danfor the time being • voorlopigfrom time to time • van tijd tot tijd→ double-quick double-quick/, easy easy/, evil evil/, good good/, hard hard/, heavy heavy/, high high/, own own/, short short/, thin thin/1 maat2 tempo♦voorbeelden:keep time • in de maat blijven, de maat houdenin time • in de maatout of time • uit de maat, vals→ common common/————————time2〈 werkwoord〉2 het juiste moment kiezen voor/om te♦voorbeelden: -
14 waiting game
-
15 reculer
reculer [rəkuulee]1 achteruitgaan ⇒ achteruitlopen, -rijden, terugwijken2 terrein verliezen ⇒ teruggaan, achteruitgaan♦voorbeelden:reculer pour mieux sauter • een afwachtende houding aannemen, toegeven om later meer te vragenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 achteruit-, terugzetten ⇒ achteruit-, terugplaatsen♦voorbeelden:1 reculer les frontières • de grenzen verleggen, uitbreidenv2) terugdeizen (voor), terugschrikken4) uitstellen -
16 reculer pour mieux sauter
een afwachtende houding aannemen, toegeven om later meer te vragenDictionnaire français-néerlandais > reculer pour mieux sauter
-
17 être, rester dans l'expectative
être, rester dans l'expectativeDictionnaire français-néerlandais > être, rester dans l'expectative
-
18 se tenir sur la défensive
se tenir sur la défensiveDictionnaire français-néerlandais > se tenir sur la défensive
-
19 temporisation
-
20 Gewehr
Gewehr〈o.; Gewehr(e)s, Gewehre〉♦voorbeelden:〈 leger〉 das Gewehr über! • draagt geweer!〈 leger〉 an die Gewehre! • in het geweer!〈 informeel〉 ran an die Gewehre! • kom op!ins, unters Gewehr treten • met het geweer aantredenmit gesenktem Gewehr • met verdekt geweer
- 1
- 2